Steeds meer mensen zien het nut in van regelmatige
sportbeoefening en een gezonde levensstijl. Daarbij hoort ook het
bewuster omgaan met voeding. Deels wordt dat in de moderne tijd
opgelost met vitaminepreparaten en voedingssupplementen. Anderzijds
kan ook met de voeding zelf de sportbeoefening zeker gunstig beïnvloed
worden.
Hoe belangrijk is voeding?
Naarmate je intensiever sport, wordt je voeding belangrijker, zo
zou je het kunnen stellen. Maar ook al doe je maar eens per week
aan sport, dan nog kan het schelen dat je een beetje let op wat
je eet, en ook hoeveel. Je merkt het direct als je met een volle
maag gaat sporten. En zelfs ervaren wielrenners hebben wel eens
een hongerklop gehad omdat ze vergeten waren voldoende
te eten. Als je nooit koffie drinkt, kan één kop
koffie een uur voor een partijtje squash je een behoorlijke boost
geven. Tijdens duursporten kan een banaan je prestatie bevorderen,
enzovoort, enzovoort. Hoe zit dat nu precies met voeding en sport?
Zijn er bepaalde richtlijnen waar je je aan kunt houden?
De functie van voeding
Voeding zorgt voor de lichaamsfuncties die we nodig hebben om te
blijven leven: groei, bescherming tegen ziektes, herstel en opbouw
van beschadigde weefsels, behoud van temperatuur, en natuurlijk
energie. De benodigde energie, voor hartslag en ademhaling alsmede
spierarbeid, staat in directe verhouding tot de voeding die je
krijgt: wat je aan energie verbruikt moet d.m.v. voeding worden
gecompenseerd; en wat je niet gebruikt wordt op de een of andere
manier toch opgeslagen in je lichaam
vandaar ook eventueel
overgewicht. De belangrijkste energiebronnen zijn koolhydraten,
vetten en eiwitten.
Koolhydraten
Koolhydraten vormen de brandstof die we het best kennen in de vorm
van suikers en zetmeel. Er zijn snelle en langzame koolhydraten,
afhankelijk van de snelheid waarmee ze in ons lichaam worden
opgenomen. Snelle koolhydraten worden zo genoemd omdat ze snel
naar de bloedbaan worden getransporteerd. Een voorbeeld daarvan
is druivensuiker, maar ze zitten ook in fruit, groenten en melk.
Langzame(re) koolhydraten zitten bijvoorbeeld in brood en aardappelen,
in zetmeel kortom.
Met koolhydraten kan globaal het volgende
gebeuren:
- Ze worden direct opgenomen in de bloedbaan
om als brandstof te dienen.
- Ze worden opgeslagen als glycogeen, dat als brandstof (glucose)
snel ter beschikking is.
- Ze worden opgeslagen als vet, en dat is als brandstof minder
snel ter beschikking.
Bloedsuikerspiegel
Koolhydraten vormen de belangrijkste energiebron voor de sporter.
En dus zou je zeggen: hoe sneller die beschikbaar zijn, hoe beter
het is. Helaas zit het lichaam iets ingewikkelder in elkaar. Belangrijk
voor je energie is je bloedsuikerspiegel. Iedereen heeft het wel
eens meegemaakt dat die te laag is: je wordt een beetje duizelig,
gaat soms trillen of transpireren. De beste remedie is snelle energie
= snelle koolhydraten, dus een paar druivensuikers of een glaasje
cola. Dan stijgt je bloedsuikerspiegel meteen. Het nadeel van die
snelle toediening is echter dat het lichaam altijd een evenwicht
bewaart. Dat wil zeggen: zo gewonnen, zo geronnen. Binnen de kortste
keren zou je je weer slap voelen, als je niet ook wat minder snelle
koolhydraten zou nuttigen.
Vitamine B
Te snelle koolhydraten zorgen dus voor een jojo-effect. Ook in
het dagelijks leven kan dat vervelend zijn: snelle koolhydraten
bevatten te weinig vitamine B, dat nodig is voor de omzetting.
Als al die snelle koolhydraten niet kunnen worden omgezet, kun
je ze eten en drinken wat je wilt, maar je hebt er weinig aan:
je blijft je lusteloos voelen. Langzame koolhydraten bevatten
juist wel vitamine B, en zijn dus ook in dat opzicht te prefereren.
Daarom is voor je energie uiteindelijk een boterham beter dan
een mars.
Glycogeen
Het is dus beter ook koolhydraten te hebben opgeslagen in de vorm
van glycogeen. Dat kan worden vrijgemaakt en als glucose in spieren
en hersenen worden gebracht als de voorraad daar minimaal wordt.
Het zijn dus energievoorraden die langzamer ter beschikking komen,
maar ook voor een evenwichtiger energievoorziening zorgen. Je
kunt de hoeveelheid glycogeen die je kunt opslaan trainen, maar
na 1 tot 1,5 uur sporten is de voorraad op. Dat is bijvoorbeeld
de reden dat marathonlopers na zon 30 km het moeilijk kunnen
krijgen. En de reden dat duursporters (wielrenners bijvoorbeeld)
altijd moeten bijeten. Tot slot kunnen koolhydraten
worden opgeslagen als vet. Om duidelijk te maken hoe die omslag
gaat, bespreken we nu eerst het fenomeen verbranding.
Verbranding
Verbranding van koolhydraten kan plaatsvinden met en zonder zuurstof.
Zonder zuurstof (anaëroob) gebeurt dat bij sporters bijvoorbeeld
op de 100 meter sprinten of 500 meter schaatsen. Je kunt dat
echter niet ongestraft blijven doen, want er komt bij die verbranding
een reststof vrij: melkzuur. Daar gaan we nu verder niet op in,
maar dat is de reden dat lopers op een 400 meter en schaatsers
op een 1000 en 1500 meter zo ontzettend stuk kunnen gaan en het
gevoel hebben dat hun benen exploderen. Aërobe verbranding
(dus met zuurstof) is bij langere prestaties aan de orde. De
glucose wordt met behulp van zuurstof in energie omgezet. Zoals
gezegd, er komt een moment dat de glucose opraakt, en dat ook
het glycogeen niet meer voorhanden is. Op dat moment gaat het
lichaam de energie gebruiken die in de vetreserves zitten. Dat
vereist echter veel meer zuurstof dan bij koolhydraten. Vandaar
dat bij duursporten uiteindelijk de zuurstoftoevoer de kritische
factor is: er kan te weinig zuurstof worden opgenomen om de nog
aanwezige energie (vet) voldoende te benutten.
Vet
Vet is absoluut noodzakelijk in het menselijk lichaam: voor het
oplossen van bepaalde vitamines, voor de opbouw, het functioneren
van de celwanden. En dus ook als (reserve) energievoorraad. In
onze huidige voeding zit helaas al veel te veel vet, en juist
te weinig van het vet dat we nodig hebben, de meervoudig onverzadigde
vetzuren. M.a.w. vet eten kan eigenlijk niet genoeg beperkt worden,
dan nóg krijg je voldoende binnen. Voor alle duidelijkheid:
vet hebben komt niet alleen door vet eten. Want ook koolhydraten
die niet benut worden, worden als vet opgeslagen. Vandaar dat
het, als je op gewicht wilt blijven, niet alleen gaat om niet
vet te eten, maar ook om te eten in verhouding tot je energieverbruik.
Eiwitten
Eiwitten bestaan uit aminozuren. Hun rol is zeer veelzijdig, van
de opbouw van de spieren tot het transport van voedingsstoffen
en de bescherming tegen ziektes. Eiwitten kunnen ook als brandstof
fungeren. Bij aanwezigheid van voldoende koolhydraten en vetten,
worden geen lichaamseiwitten gebruikt bij de verbranding. Als
er te weinig energie is, worden ook de lichaamseiwitten aangesproken
en kan er een tekort ontstaan, dat de opbouw van het lichaam
en de bescherming tegen ziektes kan ondermijnen. Vanwege de grote
variëteit in aminozuren is het van groot belang gevarieerd
te eten: dierlijke eiwitten zijn belangrijk, maar vegetariërs
hoeven zich geen zorgen te maken, zeker niet als ze melkproducten
eten/drinken. Dierlijke eiwitten gaan trouwens ook vaak gepaard
met veel verzadigd vet, dus dat is ook niet goed. Het gaat om
de combinatie die in een maaltijd worden gebruikt: de combinatie
graan- en peulvruchten is bijvoorbeeld heel goed, of melk en
graanproducten.
Vitaminen en mineralen
De energieleverantie functioneert alleen bij een goed functioneren
van enzymen. Behalve een adequate hoeveelheid eiwitten, zijn
voor een goed functioneren van deze enzymen vitaminen, mineralen
en spoorelementen in voldoende hoeveelheid en in de juiste verhouding
nodig.
Goede basisvoeding
Hoe verouderd dat misschien tegenwoordig ook mag klinken, de aloude
maaltijdschijf is nog altijd de basis van een gezonde voeding
met alle bovenstaande elementen in de juiste verhouding; dat
geldt ook voor de sporter. Voor alle zekerheid volgen hieronder
de groepen:
- Vak 1: brood en graanproducten, aardappelen
en peulvruchten (koolhydraten, plantaardig eiwit, voedingsvezel,
vitamine B-complex, mineralen)
- Vak 2: groenten en fruit (koolhydraten, vitamine C, voedingsvezel)
- Vak 3: melkproducten, kaas, vlees, vis, ei (dierlijk eiwit)
- Vak 4: plantaardige halvarine, margarine olie en boter (vet,
vitamines A en D en linolzuur)
Combinatie van steeds een voedingsmiddel uit elk vak bij elke maaltijd,
met iets meer nadruk op de grote vakken 1 en 2, zorgt
niet alleen voor de juiste voedingsstoffen. Het gebruik van de
maaltijdschijf en de afwisseling van voedingsmiddelen versterkt
de opname van die voedingsstoffen onderling ook. Om een voorbeeld
te geven: vitamine C heeft een gunstig effect op de opname van
ijzer.
Een pilletje
Tegenwoordig wordt al snel gedacht aan een pilletje ter compensatie.
Die kunnen wel helpen, maar als je geen basis legt met je voeding
kan dat effect makkelijk teniet worden gedaan. Ook sporters eten
over het geheel genomen te vet met te veel verzadigde vetzuren,
te veel dierlijke eiwitten en te weinig langzame koolhydraten
en voedingsvezel. Een goede indeling van je maaltijden kan je prestatie
gemiddeld al met zon 7% doen toenemen!
Vocht
Met vocht staat of valt de hele prestatie. Te weinig vocht innemen
is de grootste fout die een sporter kan maken. De belangrijkste
functies van vocht zijn:
- het oplossen en vervoeren van vele stoffen
in het lichaam
- de uitscheiding van giftige stoffen
- warmteafgifte
Als de vochtbalans minder wordt, wordt het bloed dikker en stroperiger.
Het zuurstoftransport wordt minder, en om dat op peil te houden
neemt de hartfrequentie toe. Het prestatievermogen neemt direct
af, bij 2% vochtverlies is dat al merkbaar. En die 2% is in feite
al bereikt als je alleen maar dorst hebt. Je moet dus al drinken
vóórdat dat het geval is!
Hypotoon en isotoon
Bij vocht speelt ook de osmolariteit een rol: die geeft het aantal
opgeloste deeltjes (koolhydraten, zouten, mineralen) aan in vergelijking
tot het aantal opgeloste deeltjes in het bloed. Daarvan hangt
af of de drank snel de maag kan passeren en opgenomen kan worden
door het bloed. Water bevat nauwelijks opgeloste deeltjes en
passeert de maag daarom het snelst. Bij inspanningen die minder
dan 1 tot 1,5 uur duren kan daarom het best water worden gedronken.
Er bestaan drie types drank:
- isotoon: de concentratie is ongeveer gelijk
aan die van het bloed.
- hypotoon: de concentratie is lager dan die van het bloed. De
drank heeft een lage osmolariteit.
- hypertoon: de concentratie ligt hoger dan die van het bloed.
De drank heeft een hoge osmolariteit.
Bij een langere inspanning moet ook het verlies aan koolhydraten
en zouten worden aangevuld. Dit gebeurt het best door een hypotone
drank (bijvoorbeeld sterk verdund vruchtensap), die ook snel
de maag passeert. Een isotone drank is wat dat betreft ook nog
mogelijk. Hypertone drank (frisdranken zoals cola) dienen te
worden vermeden.
Sportvoeding
Sportvoeding is gericht op drie principes:
- opbouw van kracht
- levering van energie
- handhaving van de vochtbalans
In alle sporten zijn deze elementen aanwezig, maar de nadruk verschilt
per soort sport, en in sommige gevallen per wens van de sporter.
Zo is de opbouw van spiermassa voor bodybuilding natuurlijk een
apart verhaal. En misschien gaan we nog weleens in op voedingssupplementen
en extra vitamines voor de sporter, maar in eerste instantie
is dat niet zo relevant. Tegenwoordig lijkt men bijvoorbeeld
wel te denken dat topsporters uitsluitend nog van pillen leven.
Maar ook zij hebben als basis de gewone maaltijd.
Persoonlijk Die gewone maaltijd
(de energieopname) hoort dus in verhouding te staan tot het energieverbruik.
Het verschilt van persoon tot persoon hoeveel kilocalorieën
iemand verbrandt in het gewone leven en als hij gaat sporten. De
beste controle op de juiste energiehoeveelheid biedt dan ook de
weegschaal. Blijft je gewicht constant, dan komen opname en verbruik
overeen. Ook het soort voeding is uiteindelijk persoonlijk, al
was het maar in smaak. Niet voor niets worden topsporters ook op
voedingsgebied individueel begeleid. Aan de andere kant: het mag
nooit zover komen dat een voedingsregime het plezier in de sport
gaat overheersen. Onderstaand geven we wat indicaties, die ook
vooral zo bekeken moeten worden.
Duursporten
De verdeling is ongeveer:
koolhydraten: 65%
eiwitten: 15%
vetten: 20%
Koolhydraten
Let op voldoende volwaardige graanproducten, peulvruchten, spaghetti
e.d.
Na training steeds snelle aanvulling met licht verteerbaar voedsel
zoals rijst en macaroni, e.d., en eventueel met een sportdrank.
Drinken: standaard 3 liter water per dag.
Voor de wedstrijd / supercompensatie
Voor
duursporten wordt er wel naar gestreefd de glycogeenvoorraad zo
groot mogelijk te maken via zogenaamde supercompensatie. Dan wordt
er eerst zeer intensief getraind terwijl er zo weinig mogelijk
koolhydraten gegeten worden. Dat resulteert in een glycogeentekort.
Vervolgens wordt in de laatste dagen voor een wedstrijd overgegaan
op een zeer koolhydraatrijk dieet, met weinig trainingsinspanning.
Op die manier stapelt het glycogeen zich als het ware op in het
lichaam. Een dergelijk dieet vereist discipline en heeft ook wel
risicos: een tekort aan glycogeen kan ook leiden tot verlaging
van de glucose in de zenuw- en hersencellen. Met duizeligheid en
vertraagde reacties en dergelijke tot gevolg.
Hoe dan ook kun je er naar streven drie dagen voor de wedstrijd
gewoon meer koolhydraten te gaan eten, zonder nu direct te gaan supercompenseren.
Wedstrijd
Laatste volwaardige maaltijd (koolhydraatrijk) uiterlijk 3 uur
voor de start. ± 10 tot 5 minuten voor de wedstrijd 30 à 50
cl van een koolhydraatrijke drank. Neem vanaf een uur voor de
wedstrijd geen eten of drank meer met veel glucose of suiker.
Er is nog een andere theorie: als je een relatief lage inspanning
pleegt in het begin van de wedstrijd, kun je er ook voor kiezen
de laatste maaltijd juist koolhydraatarm te laten zijn, en relatief
vet en eiwitrijk. De spieren worden dan aangemoedigd vet te verbranden
bij die relatief lage inspanning, en ze beginnen pas later aan
de afbraak van glycogeen.
Na afloop
Net zoals na de training moet veel koolhydraatrijke voeding worden
gegeten om te herstellen. Die voeding moet wel heel licht verteerbaar
zijn, zoals yoghurt met fruit of verdunde vruchtensappen. Na
twee uur kan dan een steviger maaltijd volgen.
Krachtsport
Bij krachtsport is de verdeling uiteraard meer in de richting van
de spieropbouw. De eiwitconsumptie kan zelfs zo ver gaan als
2,5 à 3,5 gram per kilo lichaamsgewicht.
De verdeling is ongeveer:
koolhydraten: 55-50%
eiwitten: 25-30%
vetten: 20%
Uiteraard betreft het een dieet dat relatief rijk is aan vlees,
melk, kaas en eieren, maar ook vegetariërs kunnen relatief
makkelijk aan voldoende eiwitten komen. Sowieso is het oppassen
geblazen: met dierlijke eiwitten komen dierlijke vetten! Hou
rekening met de meervoudig onverzadigde vetzuren; denk ook eens
aan vis, karnemelk, en mager vlees.
Bij meer eiwitopname is er ook meer behoefte aan vitamine B (6
vooral); daarvoor kunnen dienen lever, brood, bonen e.d.
Snelkrachtsporten en teamsporten
Sporten als tennis, squash e.d., en teamsporten als voetbal, combineren
soepelheid, snelheid en kracht. Het mag duidelijk zijn dat verdeling
over koolhydraten en eiwitten een beetje tussen de duursporten
en krachtsporten in zit. Belangrijk bij deze sporten is het snelle
vochtverlies dat kan optreden. Een liter vocht drinken tijdens
een uur squash mag overdreven lijken, het is het niet!
Omdat beweeglijkheid bij dit soort sporten winst of verlies kan
betekenen, is gewichtbeheersing vooraf van belang. Laatste maaltijd
voor de wedstrijd: op zn minst 3 uur vooraf.
Banaan
Daarna kun je bij een hongergevoel steunen op koolhydraatrijke
tussendoortjes: hoe vaak zien we op televisie tennissers niet
een banaan eten? De beste sportvrucht die er is (magnesium, kalium,
vitamine C en zetmeel), en bepaald geen snelle koolhydraat.
Maar na verloop van tijd heb je er alle voordeel van; de glycogeenvoorraden
blijven op die manier zo veel mogelijk op peil. Na de wedstrijd
is ook hier herstel van vochtbalans (een tekort is maar al te
vaak toch opgetreden) en aanvulling koolhydraten (licht!) het
eerste wat je te doen staat, als je het meeste effect van je
sportbeoefening wilt hebben.
|