Winterse
warming-up
Warming-up
Een warming-up begint altijd met minimaal 5 minuten bewegen, maar dat
is dan ook het minimum. Hoe langer of intensiever je wil gaan trainen
hoe langer je warming-up
moet zijn. Als je niet in vorm bent is het ook belangrijk om een goede
warming-up te doen. Als je fitter wordt herkend je lichaam wat het moet
doen en kan je warming-up korter worden.
Wat doet een warming-up voor je? Als eerste
warmt een warming-up je letterlijk op, je spieren en lichaamstemperatuur
stijgen. Warme spieren en gewrichten zijn soepeler
en daardoor minder blessuregevoelig. Warming-up helpt ook je bloedstroom
naar de spieren die je gebruikt te transporteren. Deze bloedstroom
geeft
meer energie door je spieren van voedingsstoffen en zuurstof te voorzien.
De warming-up geeft je hartslag de mogelijkheid om verantwoord en geleidelijk
omhoog te laten gaan. Hoe intensief dat gebeurt is afhankelijk van
je
niveau. Waar het om gaat, is dat je hart op toeren komt en je bloed gaat
stromen en, het woord zegt het al, dat je warm wordt. Een warming-up
kan er best al
voor zorgen dat je zweet. Sterker nog, voor een echt goede sportprestatie
is het vaak nodig al een eerste keer door een barrière
te gaan. Sommige mensen herkennen dat wel: je begint met sporten en al
na een tijdje lijkt het of je eigenlijk niet meer verder kunt. Als je
daar doorheen gaat, kom je pas in de fase waarin je goed
door kunt zetten.
Het is het beste om een warming-up oefening te kiezen die dezelfde spieren gebruikt als
de oefeningen die je wil gaan doen. Wil je gaan joggen dan kan je het
beste beginnen met een stukje wandelen. Een prima warming-up voor schaatsen
is op de fiets te doen, onder meer omdat fietsen en schaatsen wat betreft
spierbelasting veel met elkaar gemeen hebben. Een tocht van bijvoorbeeld
een half uur naar de schaatsbaan, of natuurijs als dat er ligt, is perfect.
Tenminste, als dat met een redelijke intensiteit gebeurt. Als gezegd,
het hart mag best een beetje tekeer gaan! Natuurlijk kun je je ook schaatsend
opwarmen. Waar je dan wel rekening mee moet houden, is dat je de intensiteit
langzaam maar regelmatig opvoert, en dat je, als je lekker bent opgewarmd,
ook stopt om te stretchen. En dat is met schaatsen aan je voeten natuurlijk
onhandig en in sommige gevallen niet te doen.
Stretchen
Stretchen moet gebeuren tussen warming-up en het sporten in, alsmede na
afloop. Helaas wordt het stretchen maar al te vaak verwaarloosd. Daarvan
zijn de gevolgen soms niet direct voelbaar, maar op latere leeftijd kun
je er wel degelijk last van krijgen. In feite geef je je lichaam elke
keer een tik, en al die tikjes kunnen leiden tot een knock-out.
Het beste is het zelfs tweemaal per dag je spieren en pezen een kwartier
lang op beweeglijkheid en lenigheid te trainen. Niet voor niets wordt
dagelijkse ochtendgymnastiek nog steeds aanbevolen! Bij stretching forceer
je nooit, maar ga je als volgt te werk:
- Span eerst de spier of spiergroep aan
zonder te rekken. Dat laatste is heel belangrijk: het gaat er alleen
om dat er spanning op de spier wordt gezet. Houd
dit ± 20 seconden vast.
- Ontspan dan 2 à 3 seconden.
- Rek de spier dan rustig zover mogelijk uit, zonder te veren, en houd
ook dit zon 20 seconden vast.
it is een veilige maar heel effectieve vorm
van stretchen. Uiteraard leg je bij schaatsen de nadruk op been- en
liesspieren. Probeer verschillende oefeningen zeker
zon vijf minuten te doen. In combinatie met de warming-up heb je
dan de minste kans op vervelende blessures.
Stretchen
voor schaatsers
Neem wel de algemene richtlijnen voor stretchen in acht: altijd eerst
de spieren 20-30 seconden aanspannen, dan 2 tot 3 seconden ontspannen,
en vervolgens de spier zoveel mogelijk uitrekken, ook weer 20 tot 30
seconden.
NOOIT verend rekken! Voer altijd alles links èn rechts uit.
1. Heup-buigspieren
Spierspanning: Eén been gebogen voor je, één been
redelijk ver naar achteren. Met je handen steun je op het voorste been.
Zet kracht met je achterste voet.
Stretch: Breng nu je heupen naar voren. Houd je bovenlichaam recht en
het achterste been gestrekt. De stretch is maximaal als de knie van je
achterste been de grond raakt.
Let erop dat de knie van het steunbeen niet verder naar voren komt dan
de enkel.
2. Liesspieren, binnenkant van de dij
Spierspanning: Ga op de vloer zitten, trek je benen op met je voeten zoveel
mogelijk richting je billen. Plaats je onderarm dwars tussen je knieën
of gebruik bijvoorbeeld een bal. Druk je knieën dan naar elkaar toe
en houdt dit 20 tot 30 seconden vast. Stretch: Trek met je handen om je
enkels je hielen naar je kruis en druk tegelijkertijd met je ellebogen
zacht je knieën naar beneden. Buig je romp iets voorover en houd
in de uiterste stretch dit ook weer 20 tot 30 seconden vast.
3. Rug-strekspieren
Spierspanning: Ga op een stoel of kruk zitten en pak de zitting stevig
vast. Leun naar achteren en probeer met alle kracht de zitting aan de
achterkant naar voren te duwen. Stretch: Buig je lichaam zover mogelijk
naar voren en naar beneden en blijf gedurende 20 tot 30 seconden zo hangen.
4. Voorste dijspieren
Spierspanning: Ga op je knieën zitten met je tenen naar achteren
wijzend. Buig je bovenlichaam naar achteren, met rechte rug, totdat je
de spanning voelt aan de voorzijde van de dijen. Stretch: Buig je lichaam
nog verder naar achteren en steun daarbij met de handen achter je op de
vloer. Breng de heupen zover mogelijk omhoog. Houd weer 20 à 30
seconden vast.
5. Hamstrings
Spierspanning: Ga op één knie zitten en strek je andere
been naar voren, waarbij alleen je hiel de vloer raakt. Probeer je gestrekte
been als het ware tegen de vloer te drukken. Stretch: Buig
dan je bovenlichaam naar voren boven het gestrekte been, maar houd daarbij
je rug zo recht mogelijk. Je handen bij voorkeur op je bovenbeen/knie
houden.
6. Zijkant van de romp
Spierspanning: Ga zijdelings tegen een muur staan, je voeten schouderbreed
uit elkaar, en hef de arm tegen de muur zo hoog mogelijk. Druk dan de
rug van je hand zo hard mogelijk tegen de muur. Houd dit zon 15
seconden vast.
Stretch: Buig dan vanuit je middel zijwaarts van de muur af en houd je
hand boven je hoofd. De andere hand zet je in je heup. Als je de spanning
in je zij voelt, hou je die ook weer zon 15 seconden vast.
7. Bovenarmspieren achter en zijspieren rug bovenkant
Spierspanning: Ga met je gezicht naar een muur staan en hef je arm omhoog,
waarbij je onderarm maar achteren wijst. Druk je elleboog zo hard mogelijk
tegen de muur, en houd ± 15 seconden vast.
Stretch: Buig dan je arm verder naar achteren en naar beneden en zeker de
houding met je andere hand. Houd de stretch 15 seconden vast.
|